Terug naar nieuws
Terug naar de kennisbank

De milieu-impact van de textiel sector

In dit artikel gaan we in op de belangrijkste milieueffecten die ontstaan in de productie en het gebruik van textiel. Dit doen we door de drie fasen in de “levenscyclus” van textiel te volgen: de productiefase, de gebruiksfase en de fase na het gebruik van kleding, ook wel bekend als de end-of-life fase.

In de textielsector, een van 's werelds grootste sectoren, is duurzaamheid voortdurend een uitdaging. Voordat een kledingstuk in je kast belandt, doorloopt het talloze stappen: van het winnen van grondstoffen tot het spinnen van garen en het samenstellen tot het eindproduct. Door de lange en complexe productieketens en verschillende stappen die nodig zijn om een kledingstuk te maken, is het vaak lastig om een helder inzicht te krijgen in de totale milieu-impact.

In dit artikel gaan we in op de belangrijkste milieueffecten die ontstaan in de productie en het gebruik van textiel. Dit doen we door de drie fasen in de “levenscyclus” van textiel te volgen: de productiefase, de gebruiksfase en de fase na het gebruik van kleding, ook wel bekend als de end-of-life fase.

De Textielsector, Waar praten we over?

Elk jaar draagt de wereldwijde kleding- en schoenenindustrie bij aan een uitstoot van 3,9 miljard ton CO2-equivalent, wat neerkomt op acht tot tien procent van de totale wereldwijde CO2-uitstoot. Ter vergelijking: dat is meer dan bijvoorbeeld de wereldwijde uitstoot van de luchtvaart. De Europese consumptie van textiel draagt ontzettend veel bij aan milieuvervuiling en klimaatverandering. Na de voedselindustrie, de woningbouw en de vervoersector is de textielsector de meest vervuilende sector van Europa. 

Bovendien kost het produceren van textiel ongelooflijk veel schoon water, land en grondstoffen.
Hierdoor veroorzaakt het watertekorten en verdringt het waardevolle landbouwgrond bestemd voor de voedselproductie. 

Een verklaring voor deze getallen is de enorme omvang van de kledingindustrie, er wordt namelijk - elk jaar - heel erg veel kleding gemaakt. En de jaarlijkse productie neemt alleen maar toe. Tussen 2000 en 2015 is de wereldwijde productie verdubbeld naar ongeveer 100 miljard items per jaar, en de prognose is dat dit met 63% zal toenemen tot 2030. 

Illustration communicating the massive textile propduction
Wereldwijde textielproductie

Uit onderzoek van de Europese Unie blijkt dat de Europeaan gemiddeld 15 kilo textiel verbruikt per jaar. De consumptie is als volgt verdeeld: 

  • 6,0 kg kleding
  • 6,1 kg huishoudtextiel zoals hand- en theedoeken
  • 2,7 kg schoenen

Deze explosieve groei in textielproductie komt vooral door de opkomst van “Fast Fashion” in de laatste twee decennia. Dit is een trend in de kledingindustrie die zich richt op het produceren van zoveel mogelijk goedkope, trendy kleding. Fast fashion merken brengen aan de lopende band nieuwe collecties uit die meegaan met de huidige mode. Zo verleiden zij consumenten continu tot nieuwe aankopen. Deze massaproductie van kleding en textiel heeft ernstige gevolgen voor klimaat en milieu die we hieronder verder uitleggen.

Graph with production volume of textile
Source: https://www.statista.com/statistics/263154/worldwide-production-volume-of-textile-fibers-since-1975

Impact in de drie verschillende fasen

De impact van de kledingindustrie kan het beste worden beschreven door het hele proces, van grondstof tot afvalverwerking, op te delen in drie fases: de productiefase, de gebruiksfase en de fase na het gebruik van de kleding, ook bekend als de end-of-life fase. We gaan in elke fase in op de belangrijkste impact op het klimaat en milieu.

1. Het produceren van textiel

Eerst moeten we het hebben over fase met de meeste milieu-impact, de productiefase. Deze fase draagt voor vijftig tot tachtig procent bij aan alle milieu-impact veroorzaakt gedurende de hele levenscyclus van kleding.

Impression of the textile life cycle

Maar wat valt er onder de productiefase? We delen de productiefase op in verschillende stappen, met elk een verschillende mate van milieu-impact. Het begint allemaal met de winning van grondstoffen zoals katoen, wol, hout, aardolie (voor kunststoffen) en andere materialen. Daarna worden deze grondstoffen omgevormd tot vezels, die in een spinnerij tot garen worden gesponnen om uiteindelijk de stoffen mee te maken. Waarmee in een fabriek kleding genaaid wordt, die geverfd en bewerkt wordt. 

Een bijkomend probleem is dat veel schakels in de productiefase van kleding vaak verspreid zijn over verschillende landen of gebieden. De katoenvelden liggen bijvoorbeeld in centraal Azië, de spinnerijen in China, de kledingfabriek in Bangladesh om uiteindelijk in Europa verkocht te worden. Grondstoffen en andere materialen worden dus over grote afstanden vervoerd, wat weer bijdraagt aan de CO2-uitstoot. 

Grondstoffen

Textiel wordt gemaakt van hernieuwbare en fossiele grondstoffen. Voorbeelden van hernieuwbare grondstoffen zijn katoen, wol, leer, bamboe en hout (viscose). De fossiele grondstof aardolie wordt gebruikt voor synthetische stoffen zoals nylon, polyester, acryl en fleece. 

De complexiteit van duurzaamheid in de textielketen wordt al meteen duidelijk in deze fase. Hoewel stoffen van hernieuwbare bronnen meer impact hebben dan synthetische stoffen op bijvoorbeeld het landgebruik, ligt de CO2-uitstoot van de productie van synthetische kledingstukken weer een stuk hoger. De textielindustrie heeft dus op veel verschillende manieren impact op het milieu. Hieronder gaan we verder in op een aantal belangrijke onderwerpen.

Katoenplanten
Katoenplanten

Waterverbruik

De textielindustrie gebruikt, na de landbouw, van alle sectoren het meeste water. Naar schatting verbruikte de wereldwijde productie van textiel in 2015, 79 miljard kubieke meter water.

Het produceren van textiel vormt in droge gebieden vaak een probleem doordat het veel druk legt op de lokale watervoorziening. Dit kan leiden tot watertekorten en vervuiling, wat weer leidt tot een gebrek aan drinkwater voor de lokale bevolking.

Vooral het telen van katoen vraagt veel water, terwijl katoenplantages juist vaak in gebieden liggen waar water schaars is. Voor de productie van één katoenen T-shirt is naar schatting 2.700 liter zoet water nodig. Dat is genoeg drinkwater voor één persoon voor 2,5 jaar.

Bovendien raakt door het gebruik van kunstmest en pesticiden in de landbouw veel grondwater vervuild. De katoenteelt gebruikt meer bestrijdingsmiddelen dan welk gewas dan ook. Waterverontreiniging is daarom zeker een belangrijk probleem bij de productie van onze mode.

Ook de productie van andere materialen, bijvoorbeeld viscose (vaak rayon of kunstzijde genoemd en gemaakt uit hout) kost veel water, vooral voor het verdunnen van afvalstoffen die vrijkomen tijdens het verwerkingsproces.

Naast het telen van gewassen is er in de fabrieken ook veel water nodig. Zo leggen productieprocessen zoals het spinnen van de garen en het wassen en verven van de doeken ook een aanzienlijke druk op de lokale watervoorziening.

Landgebruik

Goede landbouwgrond is schaars, en de vruchtbare grond waarop gewassen groeien voor kleding gaat vaak ten koste van voedselproductie of natuurbehoud. Daarom moeten we zeker stilstaan bij de impact van de textielsector op het landgebruik.

Het gebruik van land speelt vooral een rol bij het verbouwen van natuurlijke vezels. Voor zowel plantaardige als dierlijke vezels zijn landbouwgronden, weiden of plantages nodig.

De hoeveelheid land die wordt gebruikt bij de productie van de kleding hangt af van het type vezel dat wordt gebruikt. We vergelijken het landgebruik van katoen, wol, viscose en synthetische stoffen.

  • De FAO schat dat in 2015 wereldwijd 2,3% tot 3% van de totale landbouwgrond wordt gebruikt voor de productie van katoen. Uit onderzoek van het adviesorgaan CE Delft, is er 12 - 24 m2 nodig om één kilo geweven stof van katoen te produceren, voor linnen en hennep is dat iets minder. 

  • Wol komt van schapen en schapen hebben weiden nodig om te grazen, ruimte die ook gebruikt kan worden voor natuur of voedselproductie. Op deze manier heeft het houden van schapen effect op het ecosysteem en het landgebruik. Een groot aantal schapen op uitgestrekte, niet vruchtbare weiden, schaden de omgeving minder dan schapen die op vruchtbare grond grazen. 

Over het algemeen worden schapen in kleine kuddes gehouden op grond die toch al niet geschikt is voor landbouw. Uiteindelijk varieert het landgebruik van de wol dus productie per regio en seizoen, van 0,03 – 53m2 per kilo ruwe wol voor vruchtbare grond en 92-9000 m2 per kilo ruwe vezel in onvruchtbare gebieden.

  • Viscose is een vezel afkomstig uit het verwerken van loof- en naaldhout waar uiteindelijk kleding van gemaakt kan worden. De hoeveelheid geweven stof die per hectare geproduceerd kan worden is in Azië 1,4 m2a per kilo en in Europa is dat 2,6 m2a per kilo. Vergeleken met katoen, linnen of hennep heeft viscose relatief weinig landbouwgrond nodig.

Je kan ook viscose maken van bamboe. Het landgebruik van bamboe ligt nog lager dan van andere houtsoorten, omdat bamboe bijna overal kan groeien, dus ook op arme landbouwgrond. Daarnaast is bamboe eigenlijk een soort gras en groeit direct weer aan als het is ́gemaaid ́ is.

  • Voor synthetische vezels is het landgebruik veel lager, omdat hiervoor geen landbouw of dieren nodig zijn.  

De exacte hoeveelheid landgebruik per kledingstuk varieert dus aanzienlijk, maar gemiddeld is tussen de 5,1 tot 27 vierkante meter per kilogram textiel nodig.

Illustration showing numbers about the textile consumption per person

Broeikasgassen

Zoals in de inleiding al genoemd is de textielindustrie verantwoordelijk voor meer dan 8% van de totale wereldwijde CO2-uitstoot.

De transformatie van ruwe grondstoffen naar kledingstukken vindt plaats in fabrieken die enorme hoeveelheden energie verbruiken. Veel van deze fabrieken zijn gevestigd in landen in de 'Global South', zoals China (35%), India (5%) en Bangladesh (5%). Maar in deze landen staat de overgang naar schonere energiebronnen nog in de kinderschoenen, waardoor de fabrieken nog steeds sterk afhankelijk zijn van energie uit zwaar vervuilende kolen- en gascentrales.

Vergelijken we de CO2-uitstoot van verschillende stoffen dan springen synthetische stoffen boven alles uit. Vooral bij het winnen, raffineren en opwekken van aardolie komen veel broeikasgassen vrij. Ook bij het verbranden en recyclen van afgedankte synthetische kleding ontstaat veel CO2-uitstoot.

Bij plantaardige stoffen, zoals katoen, viscose of bamboe, ligt dat weer anders. Daar is de productiewijze in fabrieken cruciaal zoals de gebruikte weef- of breitechnieken. Het gebruik van dunne draden kost bijvoorbeeld meer energie dan het gebruik van dikke draden, omdat er bij dunne draden veel meer handelingen verricht moeten worden om tot een kledingstuk te komen. 

Deze toename van de productie van synthetische kleding heeft te maken met de opkomst van Fast Fashion. Synthetische kleding is vaak goedkoper om te maken en het bewerken van de stoffen is gemakkelijk. Hierdoor kunnen grote hoeveelheden kleding voor veel verschillende toepassingen worden geproduceerd.

Chemicaliën en pigmenten

Het massale gebruik van allerlei chemicaliën in de textielproductie vormt een van de grootste milieuproblemen in de sector. Ongeveer 20% van alle vervuiling van schoon water in de wereld is te danken aan verf en bewerkingsmiddelen die door de textielindustrie in het milieu lekken.

Tijdens het gehele productieproces worden chemicaliën gebruikt die het milieu schaden als ze weglekken in het milieu. Zo worden tijdens het verbouwen van gewassen, kunstmest en bestrijdingsmiddelen ingezet die het grondwater in de wijde omtrek kunnen vervuilen. Ook bij het bewerken van stoffen worden pigmenten, bleek en andere chemische producten gebruikt om kleding bijvoorbeeld waterafstotend, antibacterieel of antikreuk te maken.

Chemicaliën hoeven niet per se schadelijk te zijn als ze maar niet in het milieu terrechtkomen en op een goede manier worden afgebroken. Helaas is de controle en wetgeving in veel landen nog niet zo streng en komen alsnog veel chemicaliën in de natuur terecht.

Laundry machines

2. Gebruiksfase

De milieu-impact van textiel eindigt niet zodra het kledingstuk uit de fabriek rolt. Gemiddeld koopt een Nederlander vijftig kledingstukken per jaar, en ook na aankoop blijft de milieu-impact aanzienlijk. 

“Gemiddeld koopt een Nederlander vijftig kledingstukken per jaar, en ook na aankoop blijft de milieu-impact aanzienlijk.”

De gebruiksfase begint op het moment dat je een kledingstuk in handen krijgt van de verkoper in de winkel of bij ontvangst van je pakketje van de bezorger. In deze fase vallen handelingen zoals wassen, strijken, al dan niet gebruik van een droger, en bijvoorbeeld het transport.

Diverse studies tonen aan dat deze gebruiksfase verantwoordelijk is voor een kwart tot een derde van de totale milieubelasting van een kledingstuk. Het loont dus hierbij stil te staan, vooral omdat je als consument hier de grootste invloed op hebt. Jouw gedrag speelt een cruciale rol; bijvoorbeeld het regelmatig wassen van kleding na één enkele keer dragen, of het gebruiken van een droger zijn keuzes die direct bijdragen aan de levensduur en milieu-impact van je kledingstuk.

De impact tijdens deze fase wordt grotendeels bepaald door de kwaliteit en het type textiel. Materialen die slijtvast zijn dragen bij aan een langere levensduur van kledingstukken, waardoor je minder vaak nieuwe items hoeft te kopen.

Wasmachine en droger

Een gemiddeld Nederlands huishouden wast zo'n 220 keer per jaar. Door je textiel en kleding minder vaak te wassen, verklein je meteen je ecologische voetafdruk. Want afhankelijk van het energielabel van je wasmachine (variërend van A tot F) verbruikt een wasmachine jaarlijks tussen 105 tot 195 kWh. Bovendien gebruikt een wasmachine gemiddeld 40-50 liter water per wasbeurt, wat kan oplopen tot bijna 15.000 liter water per jaar. Studies tonen aan dat door bijvoorbeeld koud te wassen, het energieverbruik tijdens deze fase al met 80% kan worden verminderd zonder dat dit ten koste gaat van het wasresultaat.

Bovendien behoort wasmiddel tot één van de meest giftige huishoudelijke vloeistoffen. Vaak is slechts een derde of zelfs een kwart van de aanbevolen hoeveelheid al voldoende voor een goede wasbeurt. Natuurlijke wasmiddelen zoals de noten van de ´zeepnoten boom´ vormen een uitstekend alternatief voor chemische wasmiddelen. 

Natuurlijke wasmiddelen zoals de noten van de ´zeepnoten boom´ vormen een uitstekend alternatief voor chemische wasmiddelen. 

Daarnaast is de wasdroger een flinke energieslurper. Hoewel er aanzienlijke verschillen zijn in verbruik tussen drogers, kan één droogcyclus al snel 2 kWh energie verbruiken. Het ophangen van wasgoed aan een waslijn bespaart niet alleen energie en geld (tussen de 25 en 85 euro per jaar), maar is ook beter voor je kleding. Door je nieuwe items aan de waslijn te laten drogen, gaan deze veel langer mee.

Microplastics en hun impact

Bij de productie, bewerking, maar ook bij het dragen, wassen en drogen van synthetische kleding komen microplastics vrij, microscopisch kleine deeltjes plastic die uiteindelijk in het zeewater terechtkomen. De natuur kan microplastics niet afbreken en daarom hopen ze zich op in de natuur en laten giftige stoffen achter. Opmerkelijk genoeg komen de meeste microplastics vrij tijdens de eerste wasbeurt, daarna neemt het af. Het kopen van nieuwe kleding draagt dus onvermijdelijk bij aan de toename van microplastics in het milieu.

Levensduur & kwaliteit van de producten

Duurzame textielproductie gaat verder dan het gebruik van milieuvriendelijke materialen; het gaat ook om de duurzaamheid van het product zelf. Kleding van hoogwaardige kwaliteit heeft gaat langer mee, waardoor je het minder vaak hoeft te vervangen.

Bovendien brengt kwalitatief goede kleding voordelen voor de consument met zich mee. Kleding van goede kwaliteit zit veel prettiger en blijft langer mooi en in model. Daardoor kan hoogwaardige kleding gerust een paar keer van eigenaar veranderen waardoor hergebruik veel makkelijker is.

Kortom, het belang van kwaliteit in de textiel reikt verder dan duurzame productiemethoden; het heeft ook invloed op het consumentengedrag en draagt bij aan een meer circulaire en bewuste benadering van kledinggebruik.

Piles of textile waste

3. Afdank fase

We zijn in de afdankfase beland wanneer je kleding versleten is en niet meer wordt gedragen. Tussen 2000 en 2015 is de kledingproductie verdubbeld, terwijl het gemiddelde gebruik van kledingstukken juist is afgenomen. We gooien dus sneller kleding weg. Wederom speelt de opkomst van Fast Fashion hierbij een belangrijke rol. Maar wat gebeurt er nou precies met die oude, afgedankte feest blouse en welke impact heeft deze fase op het milieu? 

De gemiddelde Europeaan gooit jaarlijks 26 kg textiel weg. In perspectief: wereldwijd wordt elke seconde een vrachtwagen vol met kleding verbrand of op een vuilnisbelt gedumpt. De overgrote meerderheid (87 %) van de gebruikte kleding belandt in de verbrandingsoven of op stortplaatsen, veelal in landen buiten de EU. Het verbranden of storten van kleding heeft grote gevolgen voor het milieu, chemicaliën en broeikasgassen komen in grote hoeveelheden in het milieu terecht.

“In perspectief: wereldwijd wordt elke seconde een vrachtwagen vol met kleding verbrand of op een vuilnisbelt gedumpt.”

Slechts een schamele 1% van al het afgedankte textiel wordt daadwerkelijk gerecycled tot nieuwe kleding. De uitdaging ligt deels in het feit dat technologieën pas recentelijk opkomen om kleding te recyclen tot nieuwe, bruikbare vezels. Dit proces blijkt vooral een struikelblok bij synthetische vezels. Hoewel natuurlijke vezels, zoals katoen, al redelijk goed hergebruikt kunnen worden, vormen synthetische materialen, zoals polyester, nog altijd een hindernis voor een succesvolle omvorming naar een circulaire kledingindustrie.

Verder bestaan kledingstukken vaak uit verschillende soorten materialen. Dit maakt recycling bijna onmogelijk. Kijk maar eens op het label van je shirt of trui, daarop staan vaak wel meer dan drie materialen vermeld. Deze materialen moeten allemaal afzonderlijk uit het kledingstuk worden gehaald voor er weer iets mee gedaan kan worden. Tot op heden is dat nog niet toepasbaar op grote schaal.

Op weg naar een duurzame kledingindustrie

Iedereen kan zijn steentje bijdragen om de textielsector te verduurzamen, de ontwerper, de producent en de consument. Een onmisbare stap is de overgang naar een circulaire productieketen waarin textiel makkelijk hergebruikt en gerecycled kan worden en langer meegaat. Verder moeten effectievere systemen om kleding in te zamelen worden ontwikkeld, zodat recycling makkelijker wordt.

Gelukkig staat hervorming van de textielindustrie bovenaan de prioriteitenlijst van de Europese Unie op weg naar een circulaire economie. Verschillende verplichtingen en wetgevingen moeten producenten leiden naar duurzame en circulaire productiemethodes en een ecologisch design.

Een van de maatregelen is de introductie van het Digitale Productpaspoort.Hierin moeten kledingproducenten per product unieke digitale informatie aanleveren over onder andere duurzaamheid en waar de materialen vandaan komen. Deze maatregel is onderdeel van een breder initiatief, het Eco Design for Product (ESRS), om verschillende productieketens te verduurzamen.

Verder zullen textielproducenten ook aan de slag moeten met het verlengen van de levensduur van hun producten. Zo zijn in Nederland producenten al sinds de zomer van 2023 verantwoordelijk voor de inzameling, recycling, hergebruik en de afvalfase van de producten die ze op de markt brengen, zij moeten dit ook gaan betalen. Deze verplichtingen (UPV textiel), hebben bovendien het doel producenten te stimuleren meer gerecycled textiel te gaan gebruiken in hun producten.

De verduurzaming van de textielindustrie is ook een van de prioriteiten van Hedgehog. Wij werken met verschillende bedrijven in de textielketen en via een Life Cycle Assessment (LCA) geven we inzicht in de totale milieu-impact van het product in alle fases van de levensloop. Want “ what you don’t measure, you can’t manage”. 

Sources:
1: https://quantis.com/wp-content/uploads/2018/03/measuringfashion_globalimpactstudy_full-report_quantis_cwf_2018a.pdf

2: https://www.frontiersin.org/articles/10.3389/fenvs.2022.973102/full#B6

3: https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/QANDA_22_2015

4: https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/qanda_22_2015

5: https://www.eea.europa.eu/publications/textiles-and-the-environment-the/textiles-and-the-environment-the

6:https://www.europarl.europa.eu/news/nl/headlines/society/20201208STO93327/de-gevolgen-van-textielproductie-en-afval-voor-het-milieu-infografieken

7:https://www.tex-tracer.com/2023/02/14/the-new-set-of-global-esg-rules-to-future-proof-your-business/

8: https://ce.nl/wp-content/uploads/2021/03/CE_Delft_2F45_Milieu-informatie_textiel_Def_aug2015.pdf

9: https://www.europarl.europa.eu/news/nl/headlines/society/20201208STO93327/de-gevolgen-van-textielproductie-en-afval-voor-het-milieu-infografieken

10: https://www.milieucentraal.nl/media/yuvg3d3p/factsheet-milieu-impact-kleding-milieu-centraal.pdf

11: https://www.europarl.europa.eu/news/nl/headlines/society/20201208STO93327/de-gevolgen-van-textielproductie-en-afval-voor-het-milieu-infografieken

12: https://www.frontiersin.org/articles/10.3389/fenvs.2022.973102/full

13: Milieucentraal, 2022

14: https://www.unitedconsumers.com/blog/energie/verbruik-wasmachine.jsp& Milieucentraal

15: https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/QANDA_22_2015

Neem contact met ons op
ContactContactContactContact
Dit artikel is geschreven door:
Max
Max
Writing & research
Stuur e-mailLinkedInBoek een vergadering
Dankjewel! Je bericht is ontvangen!
Oeps! Er ging iets mis bij het verzenden van het formulier.